Voetbal is een teamsporten. 

Je speelt 7 tegen 7 of 11 tegen 11

 

Buitenspel: Als je buitenspel staat is het zo dat je tussen de keeper en de laatste verdediger staat. Als je de bal dan krijgt fluit de scheidsrechter af. Je kan niet buitenspel staan bij een hoekschop, ingooi, doeltrap, als de bal aangespeeld word door de tegenstander en als de speler op eigen helft staat en dan de bal krijgt.

Doeltrap: Een doeltrap is dat de tegenstander de bal achter de lijn van het doel trapt. De keeper moet de bal dan in het zestien meter gebied leggen en wegtrappen.

Hoekschop/corner: Als de tegenstander de bal over zijn eigen achterlijn trapt is het een hoekschop. Bij een hoekschop moet je de bal vanaf de hoek van de achterlijn schieten.

Inworp: Als de tegenstander de bal over de zijlijn schiet is het een inworp. Bij een inworp hou je de bal met twee handen vast en gooi je hem van uit je nek het veld in. Het is belangrijk om te zorgen dat je voeten op de grond blijven staan.

Vrijetrap: Een vrijetrap krijg je als de tegenstander een overtreding heeft gemaakt. Je kegt de bal dan op de plek waar de overtreding is gebeurt en trapt hem weg.

Strafschop/penalty: Je krijgt een penalty als de tegenstander een overtreding heeft gemaakt in zijn keepersgebied. Je legt de bal dan op de stip voor het doel en probeert hem in het doel te trappen.